
Je weet nooit wie je hoort als de in Louisville, Kentucky geboren en getogen zanger zingt. Is hij het zelf of een personage in wiens huid hij is gekropen? Meent hij wat hij zegt of is het de overtuiging van een alter ego? De kameleontische Will Oldham, aka Bonnie ‘Prince’ Billy, oogt als een enigszins ontoegankelijke loner, maar staat juist voor alles wat de gemeenschap vormt.
Humanistische muziek, met die typering kan Will Oldham (55) leven, zo vertelt hij ons in Amsterdam tijdens de persdag voor de introductie van zijn nieuwe album The Purple Bird. In 2000 verscheen hij voor het eerst op mijn radar, toen hij de achtergrondzang verzorgde van zijn eigen nummer I See A Darkness in de uitvoering van Johnny Cash. Vanaf toen kon hij niet meer stuk.
Zijn discografie begint in 1993 en is uitgebracht onder diverse projectnamen: Palace Brothers, Palace Music, Will Oldham en bovenal Bonnie “Prince” Billy. Hem leren kennen vergt tijd. Ook zijn muziekstijl laat zich niet gemakkelijk duiden: psychedelische folk, gothic country, roots. Vervreemdend en toch ook herkenbaar. Americana komt als overkoepelende term wellicht het meest in de buurt. Hij is bekend om zijn veelvuldige samenwerkingen met artiesten als Björk, Tindersticks, PJ Harvey, Bill Calahan, Matt Sweeney en broeder Dieleman, om er maar een paar te noemen. Elke samenwerking beschouwt hij als een uitdaging, een creatieve bevruchting en dus een unieke kans op iets nieuws.
Een persmiddag met Oldham mag bijzonder heten, want hij staat niet bepaald bekend als iemand die de media opzoekt. In zijn muziek graaft hij diep, maar als mens blijft hij toch een beetje een enigma. Hij is niet makkelijk te doorgronden. Ook tijdens ons gesprek weet hij – in alle vriendelijkheid – aansporingen tot diepere reflectie over zijn muziek in relatie tot de wereld te vermijden. Zijn muziek is zijn schuilplaats, daarin speelt Oldham, die ook een verdienstelijk acteur is, zijn uiteenlopende rollen. Wie hij werkelijk is, is mij niet duidelijk geworden. En misschien is dat maar goed ook, want daardoor blijven zijn liedjes voor mij de beste woordvoerders. Zijn muziek klinkt toegankelijk, maar heeft een indrukwekkende diepgang.
Zo ook op zijn nieuwste album The Purple Bird, opgenomen in Nashville met sterproducer David Ferguson. Twaalf prachtige liedjes met meeslepende melodieën die wat mij betreft behoren tot de beste nummers die hij ooit heeft gemaakt. Het album laat je in schijnbaar eenvoudige luisterliedjes ervaren hoe complex de eenvoud is, zeker als de teksten daarbij fraai contrasteren met de zoetgevooisde melodielijnen. Eenzaamheid klinkt zoet, terwijl vreugde niet zelden van een rouwrand wordt voorzien. Op The Purple Bird heeft Bonnie “Prince” Billy het goed voor met de mensen en pleit hij in het aanstekelijke Sometime It’s Hard To Breathe er zelfs voor dat we liefde moeten koesteren voor iedereen, ook voor wie die tegen ons is.
Jouw liedjes zou ik thematisch eerder als gemeenschapsmuziek willen typeren dan als liedjes die kritisch zijn over de samenleving.
“Ik kan leven met die gedachte. Het is inderdaad muziek voor mensen. Je mag dat humanisme noemen. Ik zoek altijd naar vormen waarin ik participatie van mijn publiek met de muziek kan bevorderen. Een jaar of tien geleden ben ik door de visionaire theatermaker Les Waters in Louisville gevraagd om mee te doen aan een stuk over de katholieke theoloog Thomas Merton, die zich als monnik in een trappistenklooster inzette voor interreligieuze verdraagzaamheid en waardering. Charles L. Mee had een stuk over zijn leven gemaakt. Ik deed eraan mee toen de show in Brooklyn werd opgevoerd. Het was een bijzondere ervaring. Er gebeurde van alles op het podium. Er waren momenten van stilte, van duisternis, maar ook geweldsuitbraken. Na zo’n heftige scène zat ik minutenlang naar het publiek gekeerd. Ik keek iedereen in de ogen. Door dat oogcontact realiseerde ik me dat het iets was wat ik voortaan altijd wilde. Contact maken met iedereen, daar gaat het om. We’re in this together.”
The Purple Bird is voor mij een zeer toegankelijk album vanaf de eerste beluistering. Normaal heeft jouw muziek belang bij enige gewenning. Herken je dat?
Lachend: “Dan hebben we daar in die studio in Nashville kennelijk toch iets goed voor elkaar gekregen. Het eerste nummer op het album Turned To Dust is ook het eerste dat we samen opnamen. David Ferguson en Ronnie Bowman (singer-songwriter, LD) hebben eraan meegeschreven. In die eerste paar dagen in Nashville leerde ik via David een aantal ongelooflijk goede muzikanten kennen. We zijn met het liedje aan de slag gegaan. Al zoek-spelend is het geworden wat het is. Het was een geweldige ervaring. Ronnie had bij die eerste sessie al een paar glazen op en riep: ‘Zing vooral die melodie.’ Na dat eerste liedje liep alles vanzelf.”
Het valt me op dat je live vaak met de melodie speelt, dat je een liedje op het podium aanpast, er een draai aan geeft. Jouw melodieën zijn kennelijk vloeibaar.
“Ja, ik speel ermee. I sometimes sing around it. Maar ik denk dat iedereen direct aanvoelt wat de melodie is.”
Het album is in Nashville opgenomen, maar het is geen countryplaat geworden.
“David vond het belangrijk dat het voor iedere muzikant interessant zou worden. Dus we daagden elkaar uit, wat ook de co-schrijvers een bepaald soort vrijheid gaf. Het hoefde geen countryplaat te worden, het mocht alle kanten opgaan. Ik geloof in synergie en in het fenomeen dat je altijd het onverwachte kunt verwachten. We bouwden samen aan de liedjes. Zo ontstond uiteindelijk de identiteit.”
Als ik luister komt één woord bij me op: tolerantie.
Lachend: “Mooi dat je dat zegt. Dat is inderdaad wel een onderwerp. Voor mij werkt het zo dat mijn onderbewuste in het maakproces van een liedje met de tekst bezig is, terwijl mijn actieve bewustzijn zich met alle andere zaken bemoeit. Pas later, als ik het album samen met de anderen aan het mixen ben, komen dat soort thematische zaken bovendrijven. Thema’s die alle betrokken muzikanten en songwriters ondersteunen. Het was een gemeenschappelijk gedragen idee.”
De liedjes werden snel gemaakt, zo meen ik ergens gelezen te hebben. Is dat een goed teken?
“Weet je wat het is: je bent een heel leven met een liedje bezig: It takes a lifetime to write a song. Maar als je het in absolute tijd wil uitdrukken, gaat het relatief snel. Je schaaft er wat aan, neemt een idee voor een liedje mee naar huis en komt er weer mee naar de studio. Als je vervolgens metgetalenteerde mensen werkt, zoals ook weer op dit album, dan valt alles op het juiste moment in elkaar. Deze muzikanten waren de Olympiërs, de besten in hun vak.”
Je bent een songwriter die in mijn beleving veel met taal en muziek speelt. Als je goed luistert kun je voelen waar het liedje om draait, ook al spreek je geen woord Engels.
“Ik denk dat het waar is dat muziek in de combinatie van ritme, melodie en tekst een fysieke sensatie kan oproepen. Ik moet denken aan een quote van Leonard Cohen die ooit stelde dat je als songwriter in een lied geen vlinder hoeft te benoemen, maar dat je hem moet voelen, je moet die vlinder zien fladderen. Niet zeggen dat hij er is, maar de vlinder oproepen.”
Er zit altijd wel iets dubbelzinnigs in jouw muziek. Hoe ontstaat dat?
“Tot op een bepaalde hoogte ontstaat het vanzelf. Maar ik sta ook open voor flux, voor het toeval. Zoals ik al zei is het bouwen aan een liedje een open en magisch proces waarin toeval een rol speelt. Die ambiguïteit zit ook in ons leven. Het meest afschuwelijke en het allermooiste zit allebei in het bestaan. Dat breng ik, denk ik, tot uitdrukking.”
Wat vind je van deze tijden? Zijn het goede tijden voor droevige liedjes?
“Soms is het ook een beetje aanmatigend om te spreken over onze tijd als een ‘slechte tijd’. Zie ons hier eens zitten. We are doing fucking great. Maar natuurlijk zijn er ontiegelijk veel mensen die het slecht hebben. Lees de krant en je weet voldoende.”
Zou jij jouw muziek als politiek willen betitelen?
“Vroeger geloofde ik dat alles politiek was. Zeker in de nasleep van de Amerikaanse verkiezingen wil ik niet alles wat ik doe reduceren tot politiek. Er speelt veel meer.”
Jouw opgevoerde alter ego’s hebben niet geleid tot volledig ontspoorde types. Je blijft ook als je onder een andere naam opereert trouw aan jouw mensbeeld. Klopt dat?
Lachend: “Ik voer ook wel eens een bad ass op. Want ook als je een humanistisch wereldbeeld hebt, horen bad asses erbij.”
Is songwriting jouw manier om de wereld beter te begrijpen?
“Ik denk dat dat zo is. Zo leer ik de mensen begrijpen. Regelmatig werk ik in opdracht. Dan is het maken van een liedje voor mij de beste manier om iemand of iets te leren kennen. Ik zet mijn ambacht in om een verbinding tot stand te brengen.”
Is er voor jou een verschil tussen poëzie en songwriting?
“Het grote verschil is dat het schrijven van een song in minder hoog aanzien staat dan poëzie. In academica kijkt men, door de bank genomen, nog altijd neer op liedjesschrijverij. Maar daarom zijn liedjes van ons. Ze zitten niet in een keurslijf. Het is een vrije kunstvorm.”
Wat heeft je doen besluiten dit keer zo uitgebreid met de pers te praten over dit album?
Lachend: “Ik ben nog steeds zo onder de indruk van dit album dat ik er graag over praat. Meestal vind ik dat moeilijk, maar dit keer voelt het anders. Het is de eerste keer dat ik denk iets te hebben gemaakt dat een breed publiek aanspreekt. Je kunt het zelfs hier op de achtergrond beluisteren. Of ergens in een bar hier in Amsterdam.”
Heb je de nummers al live gespeeld?
“Een aantal wel, die heb ik reeds op publiek uitgeprobeerd, zoals Boise, Idaho, Tonight With The Dogs I’m Sleeping.”
Staat een nieuw album bij jou centraal als je optreedt? Is dat het verhaal dat je wil overbrengen?
“Niet per se. Ik bouw mijn setlist van ongeveer negentien liedjes meestal op vanuit een melodisch idee. Ik vraag me altijd af welke liedjes op welke plek het best klinken. De akoestiek van een zaal of kerk of de ervaring van een dag eerder neem ik ook mee in de keuzes.”
Je woont en werkt vanuit Louisville. Is die plek belangrijk voor je?
“Ja. Ik kom er vandaan. Zeker toen mijn moeder enkele jaren erg ziek was, ervoer ik de kracht van die plek met zijn goede en slechte kanten. Ik realiseerde me dat ik daar ben opgegroeid. Tegenwoordig waardeer ik die plaats trouwens veel meer, want alles wat ik er om me heen zie is gevuld met de diepte van mijn ervaringen. En ik zie er alles wat je overal tegenkomt. De hele wereld is er aanwezig.”
Dit artikel is verschenen in Heaven Magazine #2 maart / april 2025