You can take the boy out of the village but not the village out of the boy. Het is van toepassing op JW Roy. Een kosmopolitische dorpeling met een americanahart. Met Kouwe Kermis Voltooit hij zijn Brabantse trilogie, met voorgangers Laagstraat 443 (2005) en ach, zalig man (2010). Net als die eerdere albums ontpopt kouwe kermis zich als een warm bad, met dit keer acht liedjes over onbezonnen jeugdvermaak. “wie zich vermaakt, creëert zijn eigen werkelijkheid. Dat deed ik in de zweefmolen, rondje na rondje was ik in de wolken en ver daarboven.”
JW Roy (53) is toegankelijk en kleurrijk. Hij neemt je mee in zijn verhalen. Het is iemand met wie je graag een potje bier drinkt. Geen kapsones, what you see is what you get. Hij ontvangt ons met worstenbroodjes in de oude familiebrouwerij Beerze in Vessem, waar hij zijn album in de directiekamer heeft opgenomen. Hij is niet bang zich bloot te geven en ongeacht of hij in Engels, Brabants of Nederlands zingt, steeds weet hij tot de kern door te dringen. Vaak heeft hij in zijn liedjes iets te herstellen, een gebroken relatie bijvoorbeeld. Over die barsten in de liefde, het craquelé van het leven of het patina van het bestaan kan hij een boom opzetten. Je hoort dat er achter zijn bronzen gebroken stem een doorleefd leven schuilgaat. JW Roy is een veelzijdige artiest die zich beweegt op de grensvlakken van americana, singer-songwriter en Brabantse dialectmuziek. Hoe verschillend zijn projecten door de jaren heen ook waren, één ding hebben ze gemeen: de zanger is een storyteller van het zuiverste water.
Met KOUWE KERMIS, dat is gevat in een fraai vormgegeven boek vol foto’s en jeugdherinneringen, richt JW Roy een standbeeld op voor zijn geliefde zweefmolen. Het is ook een saluut aan Knegsel waar hij opgroeide en aan de schoonheid van de eenvoud. KOUWE KERMIS neemt je mee naar het land van zijn jeugd en voert je langs zijn levenspad. “Die kermis zorgde ervoor dat ik niet naar elders hoefde voor spanning. Hier kon ik zweven en ontstijgen aan de werkelijkheid.”
“Zonder corona was het album er wellicht niet van gekomen”, zegt hij terwijl hij de koffie neerzet. “Ik stond na een ingelast sabbatical in 2019 op het punt te gaan touren. Ook zou ik met Guus (Meeuwis, die hij vaker van liedjesmateriaal heeft voorzien, LD) op pad gaan. De agenda was goed gevuld. Daar had ik na een mindere periode, waarin tal van zaken zwaar op mijn gemoed en mijn energie drukten, weer erg veel zin in. De accu was weer opgeladen. En toen viel alles stil. Het was het slechtst denkbare moment om de stekker eruit te trekken. Ik woon met mijn vrouw en kleuter in Diemen bij Amsterdam en wist ineens niet waar ik het zoeken moest. Toen alles stilviel, werd ik juist druk van binnen. Ik besloot terug te keren naar mijn geboortestreek. Inmiddels woon ik alweer zo’n 25 jaar in de Randstad, mijn vrouw is een echt stadsmens. Ik verlangde terug naar mijn geboortegrond en nam de tijd om terug te kijken. Zo stuitte ik op de kermis van Knegsel. Het was een kouwe kermis omdat ik er in deze door corona geteisterde tijd aan terugdacht. Maar de herinneringen waren warm. Het verlangen naar het verlangen is zoiets moois. Goed terugkijken brengt me iets, daar ben ik achter gekomen. Dat neemt niet weg dat ik in me in de toekomst weer, zoals gebruikelijk, met de toekomst ga bezighouden. Ik had de tijd om de liedjes volledig uit te tekenen. Waar ik normaal een demo op de iPhone opneem, heb ik dit keer alles vooraf ingespeeld op speciaal daarvoor aangeschafte opnameapparatuur. Ik heb er veel zorg aan besteed. Van een liedje als Nog Niet Jarig, dat ik met Guus Meeuwis had geschreven, heb ik wel vier versies gemaakt.”
Sinds een aantal jaren heeft JW Roy een huisje in de Franse Auvergne. Daar kan hij zijn rusteloosheid achter zich laten. “Ik heb een vorm van ADHD. Hoe meer beweging ik om me heen zie, hoe opgewondener ik raak. In Frankrijk kom ik tot rust. Hoewel mijn Frans niet al te best is praat ik met iedereen. Die dorpse mentaliteit van elkaar op straat groeten is daar heel normaal. Ik groet mensen altijd, zelfs in Amsterdam. Dat dorp zit nog in me. Ik vind vriendelijkheid een onderschatte eigenschap.” De muziek op KOUWE KERMIS is – bij gebrek aan een beter woord – zachtmoedig te noemen. “Ja, dat klopt. Er zit geen randje aan, geen zalving. Niets hoeft recht gezet te worden. Ik heb hier harder aan gewerkt dan ooit. Er was genoeg tijd en dat komt de nummers zeker ten goede.” Het boek bij de muziek is een trip down memory lane, vormgegeven door zijn vrouw Femke Hoogland, met prachtige foto’s van het dorpse leven uit de jaren zeventig en tachtig. Ook de lommerrijke omgeving van zijn huis in Frankrijk is te zien, omdat die hem herinnert aan de Kempen. “Ik loop daar tegen tal van zaken aan die me terugvoeren naar vroeger. Je komt er niet vandaan, maar je voelt je er wel meteen thuis. Een thuisgevoel is sterker dan een landsgrens of een paspoort. Muziek is in feite ook zo’n thuisgevoel. Je kunt in muziek thuiskomen, je geborgen weten, ongeacht waar je je bevindt. KOUWE KERMIS was voor mij een vorm van thuiskomen in mijn eigen herinneringen.” “Ik dacht aan die zweefmolen, waarin ik als kind uren kon ronddraaien.
Als de kermis kwam kreeg het dorpse leven ineens vaart. Dan werd het dorpsplein een magische plek. In die zweefmolen bevond ik me in mijn eigen wereld. Ik was in mijn dorp en tegelijk vloog ik in mijn fantasie overal naartoe. Vrij was ik en ik vermaakte me. Vermaken, zo las ik onlangs, komt van ver-maken, iets herstellen. Re-creatie is in feite hetzelfde. Je maakt iets opnieuw door het op een andere manier te beleven en er je fantasie aan toe te voegen. Wie zich vermaakt herstelt iets in zichzelf. In zekere zin doet muziek niets anders. Iedereen die tijdens een optreden naar een liedje luistert, vermaakt zich op zijn eigen manier door er een eigen draai aan te geven. We luisteren samen, maar we zijn alleen. Samen alleen, dat is een heerlijk gevoel.”
Dit artikel is verschenen in Heaven Magazine 137