Wie op google zoekt naar het fenomeen broedertwist komt na Kaïn en Abel al snel uit bij The Black Crowes, de iconische Southern rockband van Chris en Rich Robinson, die in de jaren negentig zijn hoogtijdagen beleefde. Hoewel bloed dikker heet te zijn dan water, is het in muziekland allesbehalve pais en vree tussen broers in een band, zo blijkt.
Hoewel de band uit Georgia al een paar keer vanwege slepende conflicten van de radar verdween, leken de broers er in 2015 voorgoed de brui aan te geven. Chris trok met zijn Brotherhood langs stad en land en zijn jongere broer Rich formeerde in 2016 The Magpie Salute. Omgeven door de onvervalste nestgeur van The Black Crowes weten beide bands een fanbase op te bouwen. Maar eerlijk is eerlijk: geen van beide groepen komt kwalitatief ook maar in de buurt van de Crowes. Misschien ontneemt het huidige gebrek aan wrijving tussen verschillende karakters de muziek inderdaad wel enige glans. Gitarist Rich Robinson gaf met zijn nieuwe formatie op 22 november een optreden in de Pandora van TivoliVredenburg.
Hun debuutalbum High Water 1, dat eerder dit jaar uitkwam, deed het in de Amerikaanse charts verrassend goed. Door hun live-reputatie vanaf 2016 bleken de geesten kennelijk rijp voor een album met nummers van eigen makelij. Een jaar geleden nog brachten ze met The Magpie Salute Live een vrijwel volledig coveralbum uit. High Water 1 bestaat daarentegen uit louter eigen nummers die de Southern soul tot leven wekken met stevige riffs, vlijmscherpe solo’s, een solide ritmesectie en af en toe een tinkelende honky tonk piano. Buiten Rich Robinson zijn ook de ex-Crowes Mark Ford op gitaar en bassist Sven Pipien van de partij, evenals zanger John Hogg (ex-Moke) en toetsenist Matt Slocum. Ontegenzeglijk is High Water 1 een degelijk album, gemaakt door bijzondere muzikanten, maar het resultaat wil niet echt beklijven. Daarvoor zijn de nummers te mager.
Op naar de goed gevulde Pandora voor de verwachte live-openbaring. Die vond niet plaats. Daarvoor miste het optreden vaart en leunde de setlist te zwaar op covers van onder andere The Band (Look Out Cleveland), Led Zeppelin ( Hey Hey What Can I Do) en The Flying Burrito Brothers (Christine’s Tune) die het qua uitvoering – op het fraai gespeelde Christine’s Tune tijdens het akoestische intermezzo na – niet haalden bij de originelen. Dat gold ook voor de nummers uit de oude ruif van The Black Crowes, die ondanks de sterke vocale kwaliteiten van John Hogg toch obligaat aandeden en mat de revue passeerden.
De avond voelde een beetje als een verplicht nummer waarbij de gepolijste spelstijl van de enigszins in zichzelf gekeerde musici de road fatigue tijdens het drukke tourschema leek te willen camoufleren. Ze kleurden braaf binnen de lijntjes en dat is killing voor dit type muziek dat juist het best gedijt als het zo nu en dan schurend, gierend en krakend uit de bocht dreigt te vliegen. Hoewel The Magpie Salute vrijwel elke avond op de proppen komt met een nieuwe setlist, kon de band zich niet aan de indruk van routine onttrekken. Die spaarzame keer dat Rich Robinson zich tot het publiek wendde was om de zaal te laten weten dat de officiële speeltijd na een uur en een kwartier om was en dat hij geen zin had om even dertig seconden weg te lopen om dan weer terug te komen voor de ingestudeerde toegift. Klopt allemaal dat het rondje van de zaak gekunsteld is en dat je het bovendien vaak kunt missen als kiespijn. Maar of The Magpie Salute met de show in Utrecht een staaltje onvervalste authenticiteit heeft laten zien, dat weet ik evenmin. Wat ik wel weet is dat het geheel van een band op sommige avonden beslist niet meer is dan de som der delen.