Blogs

Purple Rain

1984. Een jaar met een mythische klank. Verleden, heden en toekomst pakten zich in de orweliaanse belofte van een door techniek doordrenkt tijdperk als onweerswolken samen. De koude oorlog werd vurig gevoerd met een vijand achter een ijzeren gordijn. 1984, een jaar waarin de eeuwenlang opgebouwde civilisatie met één druk op de knop kon worden weggevaagd. ‘Als de bom valt’, vertolkte de band Doe Maar toepasselijk. Fatalisme regeerde. Er heerste het regime van het hier en nu. Morgen kon de bom vallen, vandaag moesten we leven alsof het onze laatste dag was. No future!

Mijn adolescente brein en leden werden in 1984 in weerwil van het destructieve tijdsgewricht in beslag genomen door iets concreets. Angelique. Blond haar, groene ogen en voor haar leeftijd gigantische borsten. Als de bom dan al ging vallen, dan niet zonder dat Angelique mij had waargenomen.
Maar hoe?
Zij had weet van een wereld waar ik geen weet van had. Ooit scheen zij een sigaret te hebben gerookt. Had een jongen gekust en ging al stappen. Ik droomde; Angelique handelde. Ik begon net schoorvoetend afscheid te nemen van mijn cowboy outfit met holster en revolver, toen Angelique haar maagdelijkheid verloor aan Sjeng Walraven. Terwijl ik mijn kinderlijkheid slechts langzaam van me afwierp, werkte Angelique een heel leger aan oudejaars jongens af en rookte daar na afloop een stevige sigaret bij.

Die jaren zullen voor mij altijd doordrenkt zijn met de sound van Purple Rain. Prince was mijn koning in die dagen. Purple Rain klonk al vanaf het eerste openingsakkoord als een vakkundig uitgesteld orgasme, wachtend op zijn heftig orgastische hoogtepunt. En dat gebeurde ook. Tenminste bij Angelique, die na Sjeng Walraven de smaak pas echt goed te pakken had gekregen. En ik, ik droomde dat ik – verregend van de paarskleurige regenbui – voor haar deur stond en dat zij me binnen liet, me afdroogde en meenam naar het grootste mysterie van een puber: haar lila-paarse meisjeskamer.
Maar ik stond nooit voor haar deur. Op school, als ik haar op de gang passeerde, wendde ik mijn blik af om grip te houden op mijn verlegenheid. Thuis zette ik dan weer de naald van mijn broers pick-up in de groeven van Purple Rain en zwelgde verder in de heerlijke melancholie en vooral die weergaloze gitaarsolo. Keer op keer lag Angelique al luisterend in mijn aarzelende armen. Ze droogde me af en keek me met haar smaragdgroene ogen verlangend aan. Maar ook masturbatie gaat hand over hand vervelen. Er kwamen andere nummers en artiesten die om aandacht vroegen. En andere vrouwen, niet te vergeten. Angelique verdween als een gedroomde schim uit mijn leven.

Na de Purple Rain fase bleef het nog een paar jaar bewolkt in liefdesland. De The big disease with the little name :AIDS! De voorlichtingscampagnes die werden opgezet om besmetting te voorkomen, hadden succes. Mijn gulp bleef vaker dicht dan me lief was. De condoomautomaat in mijn stamkroeg moest frequenter worden bijgevuld dan de tank van een Chevrolet. Vanwege een paar geconstateerde gevallen van de ziekte van Pfeiffer was het qua serieus kus-werk in die tijd ook zwaar behelpen. Het waren harde tijden voor een geile jongen.

Ik herinner me nog dat ik met Sylvia – mijn mislukte kopie van Angelique – naar de live uitzending van Live Aid keek en per ongeluk aan haar glas limonade nipte en me vrijwel onmiddellijk afvroeg of ik hier herpes dan wel de ziekte van Pfeiffer aan overhield.

Op het geo -politieke gebied was het gevaar van de atoombom inmiddels geweken, maar op het dampend amoureuze vlak heerste een welhaast alomtegenwoordige angst voor overdraagbare ziektes. Wat het nog verrekte lastig maakte om een heerlijk promiscue vrouw à la Angelique te vinden, dacht ik.

Ik had me vergist. De jaren tachtig ben ik buiten een opgelopen schimmelinfectie in de schaamstreek – burgerlijk veroorzaakt door slecht af te drogen na zwembadbezoek – zonder kleerscheuren doorgekomen. Ook ik boekte na Sylvia een paar bescheiden successen in het in de steek laten van vriendinnen en in het onverstandige, maar o zo lekkere onbeschermde liefdesspel. De frustratie van onbereikbare liefdes werd kleiner. Maar ook de dagdromen over verregende relaties als in Purple Rain werden gesmoord in toegenomen realiteitszin.

Twintig jaar na het uitkomen van Purple Rain liep ik Angelique tegen het lijf. Ze was inmiddels moeder. Haar groene ogen waren gebleven. Twintig jaar verder en samen een veertigtal kilo’s zwaarder sprak ik haar. Na diverse verliefdheden en relaties volgde een huwelijk, twee kinderen en een scheiding. Mijn wilde ontembare vrouw was weggedoken in een saai en onvervuld burgerbestaan. Ze had me altijd een merkwaardige jongen gevonden, zei ze. Een dromer. Iemand van wie je niet wist of je er iets mee kon aanvangen. Anders dan de rest, dat ook.

“Ik had eigenlijk wel een oogje op je, maar je keurde me geen blik waardig. Ik vond je arrogant.” We dronken een kop koffie. Buiten regende het.
Ik nam afscheid en besloot me kletsnat te laten regenen. “you know, you know times are changing. Only want to see you laughing in a Purple Rain.”

Meer artikelen