
Grensgebieden zijn fascinerend. Daar ontstaat iets nieuws, een verbinding van tegengestelde elementen. Het zijn anarchistische zones, ingeklemd tussen twee vormen van autoriteit. Voor mij belichaamt de muziek van Nick Cave zo’n anarchistische zone. Een oeuvre tussen hemel en aarde, tussen devoot en losbandig, artistiek en kitsch. Een odyssee van verlies naar verheffing met verlossing als eindbestemming. Cave is een levende contradictie. Een godvrezende anarchist met een onwrikbaar geloof in een hogere macht.
Een artiest is niet noodzakelijkerwijs een kunstenaar. Hoewel het onderscheid tussen beide woorden verwaarloosbaar lijkt, bestaat er wel degelijk een verschil. De artiest voert uit, hij herschept, terwijl de kunstenaar iets creëert. Veel musici zijn artiesten. Slechts enkelen kunnen ook voor kunstenaar doorgaan. De kleinste groep is het allebei. Ze creëren en voeren tevens hun creaties op, scheppend en herscheppend. Cave is een kunstenaar, zowel als musicus alsook in zijn beeldende kunst als keramist. Hij is zowel goeroe als mainstream, inmiddels uitgegroeid tot de hogepriester van de popmuziek. Maar wel een oppergeestelijke die God boetseert als een wildebras, als een Wild God, die duivelsgoed weet dat empathie, liefde, verlies en geloof van óns moeten komen, hier op aarde.
Tegenwoordig is vrijwel iedereen Cave-fan. Zo gaat dat met artiesten met wie je ooit dacht een speciale band te hebben. Van wie je – in alle naïviteit – dacht dat de massa nooit uit de muziek en de boeken zou halen wat jij er allemaal uit wist op te diepen. Je moet je bedwingen om – zoals ik vaker bij Bruce Springsteen heb gedaan – te beweren dat het oeuvre vroeger beter was, dat een artiest commercieel geworden is en diens songs niemendalletjes zijn. Onmogelijk bij Cave. Zijn albums, ook de recente, zijn stuk voor stuk juweeltjes. Dus heb ik mijn aanvankelijke arrogantie laten varen en geaccepteerd dat veel mensen hem geweldig vinden.
In 1990 zag ik Nick Cave and The Bad Seeds op Pinkpop, destijds nog een toonaangevend festival waar je buiten oudgedienden ook iets nieuws kon ontdekken. Ik kende zijn muziek, maar had hem niet eerder live aan het werk gezien. Na dat optreden, en diverse keren daarna, wist ik dat zijn oeuvre pas tot je komt als je hem levend op een podium ervaart. Daar voltrekt zich de wonderbaarlijke alchemie van kunstenaar tot artiest, waarbij het publiek transformeert van afstandelijke luisteraars en kritische beschouwers, in zeloten. De maniakale zanger maakt ons met zijn toverfluit tot volgers, tot lemmingen. Maar je laat je graag meevoeren en opnemen in iets groters, iets dat het hier en nu overstijgt. Een transcendentale ervaring met muziek als opperkracht, die leidt naar een staat van hoger bewustzijn.
Voor een doorgaans nuchtere jongen haal ik zwaar geschut van stal, ik weet het. Maar met minder zweverige terminologie kom ik voor mijn gevoel niet eens een beetje in de buurt van de ongekende hoogten waarheen Cave me tijdens zijn optreden op Best Kept Secret in 2022 met zijn Bad Seeds katapulteerde. Na afloop reed ik zwijgend naar huis. Had ik een concert bijgewoond, een religieuze eredienst, of was ik, als in een sciencefictionfilm, geteleporteerd naar een utopisch paradijs, een Shangri-La? Ik zag de wereld ineens anders, en geblowd had ik niet. Het was een openbaring. We waren getuige geweest – nee, deelgenoot – van iets groters, waarbij alles en iedereen betrokken was: de maan boven het meer, het kloppend hart en de smart van de zanger, alsook het vuige, venijnige, het zweet en het slijk der aarde. Ik snap dat mijn woorden onbegrijpelijk zijn voor wie er niet bij was. En dat is nu juist het punt: dit optreden verdeelde de mensheid in twee categorieën: zij die erbij waren en zij die dit wonder niet hebben beleefd.
Terug naar de aarde, naar de relativering die past na zo’n barokke bewieroking. Het optreden op BKS was voor Cave waarschijnlijk just another gig op weg naar de volgende halte op zijn tour. Wat voor de één uniek is, is voor de ander another day at the office. Toch denk ik dat dit optreden me iets liet ervaren dat verder reikte dan alleen maar een kortstondige extatische ervaring. Het liet me ervaren waartoe kunst in staat is. Het voedt de verbeelding, brengt me op plekken waar ik nooit eerder was en het geeft mijn geloof in de goedheid van de medemens een zetje in de goede richting. Geestverwanten onder elkaar. Mensen die er samen op hetzelfde moment het beste van maken. Een unieke belevenis, een collectieve toekomstige herinnering.
De man in zijn onberispelijke kostuum, zijn gitzwarte haar met melancholieke bariton is ook een stijlfiguur, een personae. Alles wat hij aanpakt, van poëziebundel tot roman, van muziekalbum tot geboetseerde keramische afbeeldingen, komt voort uit dezelfde bron en overtuiging:
Het idee dat het maken van kunst zwaarder weegt dan de onvermijdelijk ontwrichtende kanten van het leven. Woede en verdriet vinden evenzeer hun weg in wat hij produceert als verlies, rouw en liefde. Zijn kunst vormt het gewicht dat hij in de schaal legt. Daarin lees je af hoe hij lijdt, liefheeft en troost vindt. In het dagelijks leven is hij net als wij. Hij heeft het behoorlijk voor zijn kiezen gekregen. Twee dode kinderen zijn er altijd twee te veel. Om vervolgens de weg terug te vinden naar blijdschap, geluk, vertrouwen en liefde is, zo stel ik me voor, een lijdensweg.
In zijn kunst legt hij die weg af met al zijn pieken en dalen. Hij creëert een constructie van de dood en het verlies. Hij verwerkt het in zijn hoofd en doorleeft het met alle onbeschrijfelijke pijn van dien. Daarin is hij net als ieder ander die rouwt, als ieder mens die pijn heeft, als iedere sterveling die hunkert. Het is in de kunst waarin hij – als de tijd rijp is – iets construeert dat zowel particulier alsook collectief is. Hij maakt met muziek iets benaderbaar wat je nooit zelf hoopt tegen te komen. Hij maakt een ding van het dingloze en zorgt ervoor dat wij dat dingloze ding kunnen vasthouden; er ons hart aan kunnen verwarmen en onze ziel mee kunnen ondersteunen. Hij diskwalificeert het alledaagse leed allerminst, hij produceert iets waarmee hij zichzelf en iedereen die ervoor openstaat uitnodigt om vol te houden, door te gaan en de weg te vinden naar heling en geluk. Alles in de wetenschap dat ieder mens weliswaar zijn eigen weg bewandelt en een reis maakt waarin rouw onvermijdelijk op ons pad komt, maar waarin het (weer) vinden van zielsgeluk altijd mogelijk is. Zijn muziek verkent de spankracht van het hart en de actieradius van de ziel.
Nick Cave is een vat vol tegenstellingen: een anarchistische grensbewoner met een vuig punkverleden en een heroïneverslaving, maar ook de gedistingeerde, eloquente gentleman die steeds op zoek is naar contact met zijn fans. Van geheimtip tot megaster, aanraakbaar en toch afstandelijk, personae en mens van vlees en bloed, ruige rocker en crooner. Een liefdevolle vader, echtgenoot en opa, die kitscherige beeldjes van de duivel bakt.
En bovenal een kunstenaar die ons dwingt het lijden te omarmen als onderdeel van ons menszijn en ons toont dat kunst ons kan verlossen, troosten en optillen. Wie naar Cave luistert, hoort niet alleen muziek. De luisteraar hoort het leven zelf, in al zijn onuitputtelijke complexiteit. Het is een ode aan de grensgebieden waar alles begint en nooit iets eindigt.
Dit artikel is verschenen in Heaven Magazine #2, maart / april 2025