Maskenfreiheit. Aan die door de Duitse romantische dichter Heinrich Heine ontleende term moest ik denken toen ik in het Groninger Museum de tentoonstelling Masquerade van de Amerikaanse shockrocker Marilyn Manson bezocht. Maskenfreiheit verschaft de drager van een masker ongekende vrijheid. Carnaval is gestoeld op die vermomde vrijheid. Ook in de popmuziek zijn er illustere dragers van maskers die zich op het podium vrijpostigheden permitteren die ons in de gezapige burgermaatschappij de stuipen op het lijf jagen.
Neem Alice Cooper, die met zijn horrorshows geldt als The Godfather of Shockrock. Naar verluidt beet hij tijdens een van zijn concerten in de jaren zeventig een levende kip de kop af. Jaren later flikte de eveneens zwaar geschminkte Ozzy Osbourne, bijgenaamd The Prince of Darkness, hetzelfde kunstje door een naar hem toe gesmeten vleesmuis met zijn mond te decapiteren. Ook trok hij ooit de kop van een duif af. Als dierenbeul kon je destijds nog carrière maken in de muziek. In het dagelijks leven laat Ozzy met regelmaat zijn trouwe bulldog uit, maar dit terzijde.
Marilyn Manson ofwel Brian Warner (1969) in het dagelijks leven, verschuilt zich achter een macabere naam, die gevormd is uit de samenvoeging van Hollywood-icoon Marilyn Monroe en massamoordenaar Charles Manson. Schoonheid en beestachtige gruwel in één naam. Ook in zijn muziek paart hij het groteske, burleske en bombastische in zwaar uit de bocht gierende nummers met titels als This Is The New Shit, Deeper Than Hell, Running To The Edge Of The World en The Fight Song. Marilyn Manson is naar eigen zeggen bigger than Satan. Subtiliteit hoef je niet van de man te verwachten, bescheidenheid evenmin.
De tentoonstelling van Marilyn Manson in Groningen kwam tot stand in samenwerking met het festival Noorderslag/Eurosonic. Men mikt kennelijk op de grote groep kunstliefhebbers onder de fans van popmuziek. Een voor de hand liggende insteek, zeker als je bedenkt hoeveel popmuzikanten – van David Bowie en Ron Wood tot John Mellencamp tot Jack Poels – ook verdienstelijk schilderen. De kwast en de elektrische gitaar gaan goed samen.
Dertien aquarellen hangen er in een benedenzaal. Dertien albumcovers lijken het, met een hoofdrol voor bloed, revolvers, messen en gapende wonden. De duistere kanten van de mens worden in waterverf gevangen. Toch ontberen de werken het pathos van zijn optredens. Geen agressieve gothic show, maar een verzameling schilderijen die de ingetogen naaktheid van Marilyn Manson’s bestaan illustreert. Eendimensionaal, zeker in zijn expliciete nadruk op het shockelement, maar wel goed gedaan.
De werken van Marilyn Manson roepen in de verte associaties op met Francis Bacon en diens grijzige vleeskleurige slachthuisschilderijen. Ze zijn goed geschilderd en allerminst vreeswekkend, eerder bevallig. Morbide, maar mooi. Je ziet spichtige figuren zonder achtergrond. Hij is zuinig in kleurgebruik. Af en toe een toefje groen of een rossige gloed over de overwegend grijsbruine werken. Beslist geen zwartgallig koloriet, eerder de kleur van verbleekte Engelse drop.
Marilyn Manson adresseert geen nieuwe thema’s noch gaat hij op zoek naar een verdieping van zijn oeuvre. De shock, het schrikelement, dat is zijn methode. Hoewel schrik altijd streeft naar een verklaring, blijft deze in zowel zijn muziek als in zijn schilderkunst achterwege. What you see is what you get. Meer dan vermakelijk wordt het niet. Marilyn Manson is een one trick pony. Een man die zijn masker nodig heeft om te kunnen functioneren. Zijn masker verschaft hem geen vrijheid, maar houdt hem gevangen in zijn eigen thematiek. Je zou dat authentiek of eerlijk kunnen noemen, al staat hij daarvoor weer te veel in een traditie. Misschien is Marilyn Manson wel zijn werk. De man is zijn masker geworden. Gevangen in de maskerade.