Van kunst houd ik omdat het nutteloos is. Kunst stilt geen honger en lest evenmin dorst, noch biedt het onderdak of veiligheid en zekerheid. Nee, in de basis van de piramide van Maslow komt geen kunst voor. En toch ademt het kunstwerk- in de woorden van de Belgische schrijver Bernard Dewulf- in mijn bestaan. Het geeft me lucht. Ik kan niet zonder. Kunst is mijn grootste verslaving. Alle verslavingen zijn nutteloos, ook die aan de kunst. Schitterende nutteloosheid.
Natuurlijk is de befaamde en enigszins provocatieve stelling ‘All art is quite useless’ van Oscar Wilde weerlegbaar. Want hoe definieer je nut? Het nutteloze van de één is de grondstof voor de ander. Nut heeft met een verbinding te maken. Het nuttige verbindt ons met een concreet doel. Zoals een stofzuiger nuttig is voor het opzuigen van stof. Wilde heeft gelijk, alle kunst is volkomen nutteloos.
Kunst is, denk ik, van een andere categorie. Het dient geen praktisch nut, maar is wel van belang. Kunst geeft stof om over na te denken. Het voedt de gevoelshuishouding en ontwaakt ons zo nu en dan uit onze zelfverkozen gezapigheid. Kunstwerken stellen vragen, stofzuigers zijn het nuttige antwoord op een concrete behoefte aan een stofvrije existentie. Kunst verbindt de mens met het nutteloze.
Juist daarom is mode geen kunst. Net zo min als een culinaire dis of een winnend doelpunt. Het woord kunst lijdt aan devaluatie. Als alles kunst is, is het niets meer. Kunst betekent de totale vrijheid; onafhankelijk van enig praktisch nut. De kunsthandel laat ik, voor de goede orde, buiten beschouwing. Het gaat mij om de intrinsieke waarde van het kunstwerk, niet om de ruilwaarde.
De Belgische dichter Herman de Coninck kwam in zijn gedicht Poëzie tamelijk dicht in de buurt van de essentie van kunst.
‘Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:
zo helpt poëzie.’
Kunst laat zich niet wegkauwen of doorslikken. Het helpt niet tegen astma, of een kater en je kunt er niet onder schuilen als het regent. Je hebt er niks aan. En juist daarin schuilt de aantrekkingskracht van de kunst.
Het helpt niet. Het is nutteloos. Maar kunst is niet onbelangrijk. Wie ervoor openstaat en het nutteloze viert, kan in gedichten onderdak vinden, in schilderijen of beelden verwijlen of troost vinden in muziek. Kunst is een avontuur zonder het ongerief van een fysieke belevenis. Het avontuur ademt in mijn ziel. Kunst verzoent me met de ongemakken die het leven zo af en toe, aangekondigd of onaangekondigd, met zich mee brengen. Wie de kunst zoekt, vindt de vrijheid.
Het kunstwerk ademt in mijn bestaan. Geen leven zonder deze nuttige nutteloosheid.