Elvis Presley is de belangrijkste man in mijn leven die ik nooit heb gekend. In die zin alleen te vergelijken met God die ik evenmin ken en die volgens filosoof Nietzsche evenwel dood is. Elvis, dat durf ik te zeggen, is groter dan God. Hij stelt nooit teleur. Als hij gospel zingt geloof ik in hem, de zanger. En dat is precies het punt: Elvis is waarachtig. Over de reikwijdte van zijn stem, het iconische van zijn pose of het mythische van zijn leven hoef je het niet eens te hebben als je de man hoort. Zijn timbre raakt de essentie. Er zit ritme in, diepgang, ja, wijsheid zelfs. Er klinkt edelmoedigheid in door. De zeggingskracht van die stem is tijdloos.
Nooit is er een dag voorbijgegaan of ik heb niet aan Elvis gedacht, zijn naam op de rug van een boek gezien of een liedje van hem gehoord. Vaak als ik in de auto zit, welt er ineens een Elvis- nummer in me op. Ook als hij niet uit de geluidsbox klinkt, is hij er. Als het niet zo mooi was, was het met zekerheid een psychische aandoening. En misschien is het dat ook wel. Maar ik leef er graag mee.
Twee keer ben ik inmiddels op Graceland geweest. Ik sluit niet uit dat ik er nog wel vaker zal komen. Toch hoef je er niet naar toe om de essentie van zijn muziek te voelen. Ook toen ik nog geen Engels verstond, begreep ik hem. Het begrip van zijn muziek is een pure gevoelskwestie. Geen exegese, alleen transcendentie door rock ‘n’ roll. De hemel noch de hel hoeft begrepen te worden.
Het is de verstokte romanticus in mij die telkens weer de koffers pakt om op die plekken te komen waar het allemaal gebeurde. Nutteloos en toch leuk. Al lopend begeleidde me Marc Cohn’s nummer Walking In Memphis uit 1991. Walking in Memphis, walking with my feet ten feet off of Beale. […] I saw the ghost of Elvis on Union Avenue, followed him up to the gates of Graceland. Het liedje – het moest zo zijn – werd mijn waarheid in Memphis. Die geest van Elvis zit diep in me. Romantiek laat zich niet uitdrijven, gelukkig. Elvis is hardnekkig.
Ik was acht toen mijn moeder me vertelde dat Elvis dood was. Op school spraken de leraren erover. Sommige kinderen, zeker ouderejaars, waren verdrietig. Zelfs mijn opa en oma vonden zijn verscheiden verschrikkelijk. Elvis schiep een band. Hij maakte volgelingen. Discipelen van rock ‘n’ roll of zwijmelaars van de mythe. Voor de een was hij de man die de muziekgeschiedenis blijvend had veranderd. Voor een ander was hij de lieve jongen die zoveel hield van zijn moeder. Feit is dat de persoon, de mythe en de muziek van Elvis vrijgevig zijn. Iedereen kan iets van zijn gading vinden. Ieder vindt de Elvis die hij zoekt.
In de onlangs in het Nederlands verschenen biografie Elvis, Een Eenzaam Leven van Ray Connolly schrijft Peter Buwalda het in het voorwoord: “Een van de paradoxen die Elvis omgeven, is dat zijn muziek onvergankelijk lijkt, terwijl zijn leven een toonbeeld van vergankelijkheid was.” Bravo! De kern in een notendop. Zijn leven is voer voor psychologen, imagologen, historici of mensen met een rijke verbeelding. From rags to riches, het toonbeeld van de The American Dream of de belichaming van de Rise & Fall. Elvis’ muziek, daar kan niemand omheen, vormde een nieuw paradigma in de populaire cultuur. Het lichaam werd een instrument in de muziek. Animale driften en oerkrachten kwamen vrij. Seks. Muziek werd big business, een massaproduct dat gebruikmaakte van de nieuwste media. Elvis groeide uit tot een icoon, zelfs, vooral, toen hij dood was.
In Elvis komt veel samen. Ik ben er nog lang niet klaar mee. En de wereld ook niet, gelukkig.