Het blijft niet onopgemerkt. Op maandag 24 mei viert Bob Dylan zijn tachtigste verjaardag. Zijn betekenis voor de popmuziek is onomstreden, maar zijn lange carrière stond altijd in het teken van controverses. In aanloop naar de verjaardag van het fenomeen deelt Heaven-redacteur Ludo Diels vier bespiegelingen. Deel 3: Muziek eerst
Er wordt wel eens gezegd dat vrijwel iedereen de liedjes van Bob Dylan beter uitvoert dan Bob Dylan zelf. Jimi Hendrix zette All Along The Watchtower in vuur en vlam. Datzelfde geldt voor de iconische versie door The Byrds van Mr Tambourine Man. Van Morrison (Them) bracht It’s All Over Now, Baby Blue tot ongekende hoogte. En Jimmy Lavave was onvolprezen in zijn uitvoeringen van diverse Dylan songs. De lijst van Dylan coveraars is eindeloos. Elke versie van een Dylannummer laat zien hoe veelzijdig de liedjes zijn. Toch kan ik niet zonder meer stellen dat de covers het origineel overstijgen. Dylan wil niet behagen en daarin schuilt nu juist het bekoorlijke van zijn originele uitvoering.
Gehavend komt de schoonheid vaak het best tot haar recht. Wie eenmaal een oog ontwikkelt voor de zeggingskracht van de imperfectie, voor de schoonheid van een zwanenzang en de pracht van vergane glorie, die voldoet aan alle criteria om een Dylanfan te worden. Want Bob Dylan is veel, maar beslist niet iemand voor wie de schoonheid omgeven dient te worden door een laurierkrans. De pathetiek, zo die er al is, schuilt in de liedjes zelf – niet in de uitvoering. Waar kleinkunst is, daar is Dylan niet. Hij brengt muziek, geen show. Je moet als publiek gelukkig zijn met de grootsheid van zijn oeuvre en genoegen nemen met de beperkingen van zijn performance. Dat hij er ís, is genoeg.
Dylan wil ons niet bekoren. Hij doet er, zo lijkt het, juist alles aan om ons van hem te vervreemden. Hij keurt onze idolatrie af. Optreden wil hij. Met zijn never ending tour trekt hij kriskras door de wereld. Niet om zijn fans te pleasen, maar omdat hij dat kennelijk zelf zo graag wil. Er zal dus wel een zekere missiedrang meespelen om door te gaan met optreden. Of hij moet zich thuis al zo stierlijk vervelen dat optreden een therapeutische activiteit is.
Veel artiesten zijn beïnvloed door Bob Dylan. Bruce Springsteen geeft hoog over hem op. In een interview stelde hij ooit dat de liedjes van Dylan nog zullen worden beluisterd als veel van de andere popmuziek allang is vergeten. Dat zal zeker kloppen. Dylan komt in dezelfde lijst waarin ook Mozart, The Beatles en Elvis prijkt. Muziek die een nieuwe tijd inluidde en brak met het verleden.
De kwaliteit van zijn liedmateriaal schuilt voor een deel in de verschillende uitvoeringsmogelijkheden die het biedt. Een kampvuurliedje kan evenzeer bestaan als stevige rocker. De veelzijdigheid van zijn melodisch materiaal is enorm. Persoonlijk heb ik meer waardering voor zijn composities dan voor zijn teksten. Want als ik eerlijk ben, zijn het vaak juist de teksten van Dylan-adepten als Springsteen, Tom Waits en Townes Van Zandt, of songwriters als Leonard Cohen, Paul Simon, Randy Newman, John Mellencamp en Jeff Tweedy, die bij mij directer aanspreken. Dylans teksten – hoe Nobelprijswaardig kennelijk – zijn voor mij secundair in mijn perceptie van de muziek. Alhoewel? Helemaal waar is dat niet. Want de teksten van Dylan hebben in mijn beleving wel degelijk een kwaliteit die ze boven de rest uittilt; en dat is hun intrinsieke muzikaliteit. Als je de tekst voorleest is het al muziek. Er zit een metrum in die zinnen. Hoewel ik aan veel liedteksten geen touw kan vastknopen, val ik toch voor de muzikaliteit die eruit spreekt.
Voor mij is Bob Dylan een deel van mijn leven geworden. Dat ging geleidelijk en niet zonder slag of stoot. Er waren ups-and-downs in mijn Dylan perceptie. Zeker in de jaren tachtig haakte ik een aantal keren af. Maar hij trok me – geruggesteund door enkele diehard fans in mijn omgeving – telkens weer terug in zijn kamp. Dat deed hij voor het eerst in 1989 met Oh Mercy en nog manifester in 1997 met Time Out Of Mind. Zijn uitstapjes naar bigband en Kerst vond ik afschuwelijk. Maar Tempest uit 2012 en zijn laatste album Rough And Rowdy Ways mogen wat mij betreft gerekend worden tot zijn betere albums.
Waarin schuilt de aantrekkelijkheid van een zanger die niet kan zingen en een tekstdichter die meer vragen dan antwoorden geeft? Waarschijnlijk is het juist dat laatste. Dylan geeft ons stof tot reflectie. Door hem ga je onherroepelijk nadenken over de criteria die bepalen waarom muziek soms wel en vaak geen gevoelige snaar in ons beroert. Of over de vraag wat muziek is. Mede door hem besef je dat goede kunst geen antwoorden geeft, maar de juiste vragen stelt. Je hoeft niet alles te begrijpen om het mooi te vinden. En ook de ambiguïteit en contrastrijkdom van zijn teksten is fascinerend. Dylan is beyond any meaning.
Lees ook deel 4 “Bob Dylan tachtig: Amerikaanse oppervlakte”
Dit artikel is gepubliceerd op Heaven magazine