Gips is de pindakaas onder de materialen. Welke kunstenaar is er immers niet groot mee geworden?
Het natuurgetrouw natekenen van gipsen beelden vormde ooit de essentie van het kunstonderwijs. Al vanaf de oprichting van de Maastrichtse kunstacademie – tegenwoordig het Maastricht Institute of Arts – in 1823, verzamelt het instituut gipsen afgietsels van handen, hoofden, dieren en poses. De hele kunstgeschiedenis, met een nadruk op de oude Grieken en de renaissance, is in gips vervat.
Leren naar de natuur was mogelijk met deze opgebouwde collectie, omdat kunstenaars in spe de juiste proporties, vormen en driedimensionale lichtschakeringen konden natekenen. ‘Gips was het plastic van de negentiende eeuw’, stelt conservator Marjan Melkert van de Maastrichtse gipsotheek vast. In de koepel van het Bonnefanten is nu een aanzienlijk deel van de ongeveer 500 stukken tellende gipscollectie te zien in een opstelling die inspireert om zelf het potlood ter hand te nemen.
Ergens vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw kwam de klad in de populariteit van gips. Het modernisme deed zijn intrede, andere esthetische opvattingen en onderwijsmethodes raakten in zwang. Gips was ouderwets, en verdween veelal in depots. Niet echter in Maastricht, daar speelde – en speelt – de gipscollectie nog steeds een rol van betekenis, zoals in het vak scientific illustration. ‘In het tekenen naar waarneming worden de gipsen vandaag nog steeds toegepast’, zegt Melkert. ‘Ze stonden op de academie niemand in de weg, waardoor ze bewaard zijn gebleven. Gelukkig wordt de waarde van de collectie ook door andere musea onderschreven.
In de opstelling in het Bonnefanten is het alsof je een atelier binnenloopt, een artistieke kraamkamer waar de kunst niet ís, maar wordt. Het oogt als een vrolijke chaos; toch zijn de objecten van deze zogenaamde werkcollectie ingedeeld naar stijlperiodes, van Grieks-Romeins tot vroegchristelijk. Sommige beelden zien er gehavend uit, vol gebruikssporen. Opvallend is dat dodenmaskers ontbreken, toch een van de bekendste toepassingen van gips. Melkert: ‘We hebben er een stuk of vijf, maar hebben ze buiten de opstelling gehouden. Je weet niet hoe het publiek hierop reageert. Bovendien kun je de persoon in kwestie niet vragen of hij instemt met vertoning van zijn stervensgezicht.’
Gips is een materie zonder ziel, zonder leven; het is de kunstenaar die het materiaal levenskracht verleent. Tussen kunst en kopie is vooral een ode aan de kunst van het observeren en de schoonheid van het maken.
Dit artikel is verschenen in ZOUT magazine