Mooi zingen was wat voor de vogeltjes, vond Arno. Nee, het moest rauw, puur en kwetsbaar uit het hart worden gestort. En dat in één keer. Want the first cut is the deepest, zo vertelde de Belgische bard meermaals. Mooi was het niet wat hij zong, wel authentiek en bovenal eerlijk, als van een oude krakende elpee. Met Vivre heeft de man die het échte zingen liever overliet aan de vogels een prachtige zwanenzang gemaakt.
Arno Hintjens (1949) is de vleesgeworden Belgitude. Een man die alles in zich verenigt wat België zo onweerstaanbaar en tegelijkertijd zo ongrijpbaar, absurdistisch en swingend maakt. België is een land met een moeilijk nationaal besef en juist daarin schuilt de aantrekkelijkheid. Arno’s muziek zou je eurobluesrock kunnen noemen. Hij zingt in het Engels of serveert liedjes uit à la Française, maar je blijft er het plat Oostends in terughoren. Een man met een idiosyncratisch oeuvre dat teruggrijpt op zowel de Amerikaanse blues als de Europese traditie met een hoofdrol voor The Kinks en Jacques Brel. Een rocker en een chansonnier, een charmezanger zou Arno zeggen.
Toen de kanker eind 2019 in zijn leven kwam zocht Arno het daar waar hij het altijd vond – in goede en in slechte tijden: in de muziek. Met een doodsaankondiging op zak zette hij zich aan het werk. Een dikke middelvinger naar Magere Hein, dat was de spirit. Rock-’n-roll never dies. In januari 2020 speelde hij tussen de behandelingen voor alvleesklierkanker door nog drie keer de Ancienne Belgique in Brussel plat. Sterven kon nog niet, vond hij, want de bloemen waren volgens hem veel te duur. Dus ging hij door. Hits uit zijn tijd met TC Matic als Putain Putain, Oh La La La klonken even opzwepend als altijd. De man was niet in de wieg gelegd om weg te kwijnen, uit te doven. Nee Arno gaat door als een krijger, als een rock-‘n-roll warrior. Zelfs als een pandemie de wereld tot zwijgen brengt, komt de vieux motherfucker met een nieuw album: Vivre.
Nou ja, echt nieuw zijn de veertien liedjes niet. Het zijn nieuwe versies van oude nummers. Een piano aux voix-plaat. Enkel begeleidt door pianist Sofiane Pamart en op enkele nummers met toevoeging van de warme basgitaar van Mirko Banovic. Op Vivre schuurt Arno alle vernis van de liedjes. Beschermende instrumentatie is weggevallen. Alleen die krakende en raspende stem die door merg en been gaat. Ineens hoor je waar de liedjes over gaan. De betekenis raakt je als een speer. Zijn markante accent, waarin in alles wat hij zegt zijn geboorteplaats Oostende doorklinkt, ontroert. Hier klinkt een man die terugkeert naar het begin, naakt in de moederschoot van de muziek.
Het valt me zwaar om het droog te houden als ik naar het eerste nummer Solo Gigolo luister en de woorden van eenzaamheid en inzicht me overspoelen. Het album ademt het gebruikelijke vitalisme van Arno’s oeuvre. En juist daar wringt op dit moment de schoen. De luchtigheid bereikt me niet. Ineens zit het besef van Arno’s sterfelijkheid me in de weg. Ik kan het niet onbevangen over me heen laten komen. De uitgebeende versies, van waaronder ook publiekslieveling Les Yeux De Ma Mère, kan ik niet loshoren van de situatie waarin Arno – tussen twee operaties in – verkeerde. En naar het schijnt gaat het op dit moment helemaal niet goed met hem. Geplande optredens zijn afgezegd. De dood is te dicht bij de liedjes gekomen. Ik betrap me erop dat ik niet in staat ben onbevangen te luisteren naar de melodieën die juist nu zo duidelijk naar voren treden of naar die verroeste stem waarin een vol leven doorklinkt. Ik merk dat ik al aan Arno denk alsof hij er niet meer is. Waarschijnlijk zit de actualiteit me in de weg. Niet Arno, maar ik zelf ben het probleem in de receptie van Vivre. Hij is de krijger, ik de gevallen soldaat. Ik schiet tekort, niet Arno.
Op Johnny Cash’ American Recordings was The Grim Reaper soms rochelend aanwezig. Hij wachtte geduldig zijn moment af terwijl Cash doodgemoedereerd doorging met liedjes zingen. De aftakeling maakte om de een of andere lugubere manier deel uit van de aantrekkingskracht van de albums. Het aangekondigde einde verleende de muziek, om een joekel van een cliché van stal te halen, urgentie. Bij Arno werkt het zo voor mij niet – nog niet. Daarvoor klinkt hij op Vivre te vertrouwd. Die schijnbare normaliteit maakt me onrustig. Dat hij juist nu terugkeert naar de essentie van de muziek geeft me te denken. De kwetsbaarheid die hij normaal wist te maskeren door lolligheid en humor of bedekte onder lagen van geluid ligt nu aan de oppervlakte. Het zijn liedjes waar je een warme jas omheen zou willen slaan. Liedjes waarin die goede ouwe Arno – mijn held – zijn ziel voor mijn voeten gooit. Ik weet er nog even geen raad mee, maar kan er niet overheen stappen. Dat gaat gebeuren, dat weet ik zeker. Het leven gaat immers door en de kunst duurt lang. Ik moet alleen nog over de onverbiddelijke wetenschap heenkomen dat Vivre Arno’s zwanenzang is.
Dit artikel is verschenen op www.heavenmagazine.nl